(1) Controleer voor de automatische werking het volgende:
1) Of er mensen in het veiligheidshek zijn.
2) Of het te regenereren programmanummer correct is ingesteld.
3) Of de robot zich in de normale bedieningspositie bevindt.
4) Of de lesbox in de juiste positie staat.
5) Of er overgebleven items zijn, zoals gereedschap, in het bewegingsbereik van de robot.
6) Of de bewegingssnelheid van de robot 39 (inhaalsnelheid, etc.) correct is.
7) Kan de robot in geval van nood stoppen bij het bedienen van veiligheidsvoorzieningen (noodstop, enz.)?
8) Of de noodstopknop op enig moment is ingedrukt.
9) Als lassen vereist is, of er vóór het lassen een beschermend masker voor het lassen wordt voorbereid.
(2) Let tijdens de automatische werking op de volgende zaken:
1) Zodra er iets abnormaals is of u zich onveilig voelt, drukt u onmiddellijk op de noodstopknop.
2) Het is verboden om in het veiligheidshek of in het werkbereik van de robot te staan.
3) Het is verboden om handen of gereedschap in de opening van het veiligheidshek te steken.
(3) Controleer na de automatische werking het volgende:
1) Druk na de automatische werking op de noodstopknop om de robot te stoppen.
2) Schakel de bedieningsmodus over naar de handmatige modus (leermodus) voordat u het veiligheidshek betreedt. Bovendien moet de robot stoppen wanneer de noodstopknop wordt ingedrukt.
3) Als er wordt gelast, raak het laswerkstuk dan niet rechtstreeks aan.

